Kamerlid
Kruimelpad
Europese Commissie wil duidelijkheid over onze pensioenplannen
“Eind deze week, op 13 januari, wil de Europese Commissie meer duidelijkheid over de hervormingsplannen van de federale regering. De klok tikt dus voor Vivaldi deze week, als eerste grote test voor die ‘hervormingsagenda’. Vrijdag de dertiende is geen vrijblijvende deadline, eerder al maakte de Europese Commissie duidelijk dat de storting van de vele miljoenen euro’s Europese relancesteun afhankelijk zijn van de socio-economische hervormingen van de federale regering, vooral op het gebied van de pensioenen.” Dat zegt Kamerlid Wim Van der Donckt in een opiniestuk op Doorbraak.
Ondanks deze harde deadline, potentiële financiële consequenties en het Vivaldi-regeerakkoord, dat als doelstelling heeft om de kost van de vergrijzing te beheersen als een van de hoofdopdrachten van de regering omschrijft, ziet het er slecht uit.
Minister van Pensioenen Lalieux (PS) schetste een pensioenhervorming die uit drie fases zou bestaan. Een eerste fase werd vlot overeengekomen en werd uitgevoerd al eind 2020. Toen is overeengekomen om de minimumpensioenen en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) aanzienlijk te verhogen met circa 11 procent in de periode 2021-2024. Ook een aantal berekeningsplafonds werden opgetrokken en de correctiecoëfficiënt voor zelfstandigen werd afgeschaft.
In plaats van de vergrijzingskosten onder controle te brengen, beloonde deze fase vooral de niet-actieven. Want ongeveer de helft van het aantal mensen met een nieuw minimumpensioen heeft géén 20 effectief gewerkte jaren op de teller.
Sociaal overleg
De PS zorgde ervoor dat ze haar slag in de eerste fase thuis haalde en haar kiezers er op vooruit gingen. Het is dus geen wonder dat de tweede en de derde fase, net de fases die een duurzame financiering mogelijk moeten maken, blijven steken binnen de regering, werden geblokkeerd door de PS of werden geparkeerd in de schuif van ‘sociaal overleg’.
Wat er wel nog kwam na de grootste moeite: een vermeend ‘zomerakkoordje’, de pensioendeal van juli (de zogenaamde tweede fase). Dit akkoord zou een toegangsticket voor een minimumpensioen (daarvoor moet iemand minstens 5.000 dagen hebben gewerkt) en een pensioenbonus moeten invoeren. Door de overgangsmaatregelen levert die eerste maatregel nauwelijks iets op, 25 miljoen euro in 2040, terwijl de pensioenbonus – zo bleek deze herfst uit onderzoek van het Kenniscentrum voor Pensioen – de pensioenuitgaven tegen 2040 nog met 0,1 tot 0,2 procent van het bbp verhogen en bovenop zal deze pensioenbonus de werkgelegenheidsgraad ook amper opkrikken (met 0,1 procent).
Met andere woorden: de met veel poeha aangekondigde pensioendeal bleek alweer een slag in het water, nu deze de vergrijzingsfactuur alleen maar verder zal omhoogduwen.
Vergrijzingskosten
Dankzij het laatste rapport van de vergrijzingscommissie leerden we nochtans dat nu vooral op korte termijn – lees: tussen 2022 en 2050 – de kosten van de vergrijzing sterk zullen toenemen. Momenteel bedragen die vergrijzingskosten 25 procent van het bbp, tegen 2050 wordt dat bijna 30 procent. De pensioenuitgaven, zo’n 59,4 miljard euro in 2022, nemen met een derde toe, dat zijn tientallen miljarden. Alleen al voor 2023 spreken we over een stijging van bijna 8 miljard euro op één jaar tijd naar 67,4 miljard euro.
Over hoe we dit allemaal zullen blijven betalen, lezen we weinig of niets. De Nationale Bank waarschuwde nochtans meermaals voor ‘onhoudbare overheidsfinanciën’. Alle waarschuwingen ten spijt komen er met deze federale regering geen structurele hervormingen in de pensioenen. Zoveel is ondertussen duidelijk.
Niet alleen oppositie, specialisten, economen en journalisten maken zich zorgen, ook de Europese Commissie. Europa dreigt er zelfs mee om 850 miljoen euro relancegeld niet vrij te geven, maar ook een mogelijke internationale blamage lijkt weinig indruk te maken.
De anders eurofiele PS-voorzitter Paul Magnette hield het bij Europese chantage en minister Lalieux ziet de beheersing van de vergrijzingskost enkel in een doorgedreven solidariteit tussen de hoogste en de laagste pensioenen, wat men daaronder ook moge verstaan.
Cosmetische maatregelen
Gemakshalve wordt wel telkens verwezen naar de federale beleidsdoelstelling om de werkzaamheidsgraad op te krikken tot 80 procent. Maar net als met de pensioenhervorming neemt de federale regering hier ook alleen maar cosmetische maatregelen. Zelfs gerenommeerde economen spreken ondertussen over ‘de mythe van de 80 procent’.
Crisissen zouden opportuniteiten kunnen zijn om zaken te hervormen en om maatschappelijke keuzes te maken. Om onze pensioenen eerlijker, betaalbaarder en robuuster te maken, en zo een pad uit te tekenen naar een gezondere begroting.
Europa verlangt een antwoord tegen 13 januari… alweer een deadline die deze regering niet zal halen en zo wordt de alsmaar groter wordende pensioenfactuur doorgeschoven naar de volgende generatie.