Kamerlid
Kruimelpad
N-VA ziet toekomst tweede pensioenpijler somber in
De belastinguitgaven voor de tweede pijlerpensioenen bedragen 2,82 miljard euro. Tot die conclusie komt het Federaal Planbureau in haar verslag. “Wat betekent dit voor de toekomst van de tweede pensioenpijler?”, vraagt Kamerlid Wim Van der Donckt zich af. “Wat met de uitbouw van een solide tweede pensioenpijler voor iedereen die werkt? De intentie van de regering is helemaal niet duidelijk.”
Wat als de tweedepijlerpensioenen belast zouden worden volgens het algemeen belastingstelsel? Dit onderzocht het Federaal Planbureau op vraag van minister van Pensioenen, Karine Lalieux (PS), die eerder al had aangegeven het, volgens haar, 'onrechtvaardige' systeem van de tweede pensioenpijler te willen hervormen.
“Wat nu met de uitbouw van een solide tweede pensioenpijler die zélf kan opgebouwd worden door iedereen die werkt? Ons vermoeden is dat er onderhuids in de regering een grote kloof gaapt tussen partijen die het belang van een sterke tweede pensioenpijler onderschrijven en partijen die deze tweede pijler liever opdoeken en de fondsen willen gebruiken of belasten om de eerste pensioenpijler te financieren“, denkt Van der Donckt.
Uit recente cijfers die Van der Donckt opvroeg bij de minister, blijkt trouwens dat vorig jaar 3.943.551 mensen in ons land rechten opbouwden in het kader van de tweede pensioenpijler, waarvan 2.445.423 in het Vlaanderen en 868.579 in Wallonië, waardoor de tweede pijler toch voornamelijk een Vlaamse aangelegenheid is.
“De minister vermijdt elke hervorming om de wettelijke pensioenen betaalbaar te houden. Door nu het plan op te vatten de eerstepijlerpensioenen te willen betalen met geld uit de tweede pensioenpijler, wordt de bevolking ontmoedigd in het sparen van een aanvullend pensioen. Er zijn nochtans andere opties om de betaalbaarheid van de pensioenuitgaven verder beheersbaar te houden en vertrouwen te geven, namelijk door de hervormingsagenda verder te zetten. Bepaalde sociale doelstellingen kunnen enkel bereikt worden via een goede beheersing van de overheidsuitgaven en andere economische hervormingen die gericht zijn op het verhogen van de werkzaamheidsgraad en de productiveit”, besluit Van der Donckt.